Algemene vervoersvoorwaarden

van Willms Touristik GmbH & Co KG / CityTour.de

§ 1 Toepassingsgebied

(1) De Algemene Vervoersvoorwaarden zijn van toepassing op het vervoer met trams en trolleybussen en op het geregelde vervoer met motorvoertuigen. De bevoegde autoriteit kan, rekening houdend met bijzondere omstandigheden, verzoeken om afwijkingen van de bepalingen van deze verordening goedkeuren (bijzondere vervoersvoorwaarden).

§ 2 Recht op vervoer

Er is recht op vervoer voor zover er een verplichting tot vervoer bestaat overeenkomstig de bepalingen van de Wet personenvervoer en de wettelijke voorschriften die op basis van deze wet zijn uitgevaardigd. Objecten mogen alleen worden vervoerd in overeenstemming met §§ 11 en 12.

§ 3 Van vervoer uitgesloten personen

(1) Personen die een gevaar vormen voor de veiligheid of orde van de exploitatie of voor de reizigers moeten van het vervoer worden uitgesloten. Voor zover aan deze voorwaarden is voldaan, worden met name uitgesloten
1. personen die onder invloed zijn van sterke drank of andere bedwelmende stoffen,
2. personen met besmettelijke ziekten,
3. personen met geladen vuurwapens, tenzij zij bevoegd zijn vuurwapens te dragen.
(2) Kinderen jonger dan 6 jaar die niet leerplichtig zijn, kunnen van het vervoer worden uitgesloten, tenzij zij gedurende het gehele traject worden begeleid door personen die ten minste 6 jaar oud zijn; de bepalingen van lid 1 blijven onverlet.

§ 4 Gedrag van reizigers

(1) Bij het gebruik van de bedrijfsmiddelen en voertuigen moeten de reizigers zich gedragen op een wijze die de veiligheid en orde van het vervoer, hun eigen veiligheid en de zorg voor andere personen bevordert. Aanwijzingen van het bedienend personeel moeten worden opgevolgd.
(2) Het is passagiers in het bijzonder verboden om:
1. tijdens de rit met de bestuurder te praten,
2. tijdens de rit de deuren te openen zonder toestemming,
3. voorwerpen uit de voertuigen te gooien of te laten gooien,
4. tijdens de rit op of af te springen,
5. een voertuig dat als bezet is aangeduid te betreden, of een als bezet aangeduid voertuig te betreden,
6. de bruikbaarheid van bedieningsfaciliteiten, doorgangen en in- en uitgangen te belemmeren met omvangrijke voorwerpen,
7. te roken op ondergrondse perrons,
8. gebruik te maken van geluidsweergaveapparatuur of radio-ontvangers.
9. tijdens de reis met geopend dak in de cabriodubbeldekker op het bovendek te gaan staan.
(3) Passagiers mogen alleen bij de haltes in- en uitstappen; uitzonderingen behoeven toestemming van het bedienend personeel. Indien speciaal gemarkeerde in- en uitgangen beschikbaar zijn, moeten deze bij het in- en uitstappen worden gebruikt. Passagiers moeten snel in- en uitstappen en zich naar de binnenkant van het voertuig begeven. Als het op handen zijnde vertrek wordt aangekondigd of een deur wordt gesloten, mag het voertuig niet meer worden betreden of verlaten. Elke passagier is verplicht om te allen tijde stevig in het voertuig te staan.
(4) Het toezicht op kinderen valt onder de verantwoordelijkheid van de begeleiders. Zij moeten er in het bijzonder op toezien dat kinderen niet op de zitplaatsen knielen of staan en dat zij veiligheidsgordels dragen of in een kinderbeveiligingssysteem zijn vastgemaakt overeenkomstig de verkeersregels.
(5) Indien een passagier ondanks een waarschuwing de verplichtingen die op hem/haar rusten overeenkomstig de leden 1 tot 4 niet nakomt, kan hij/zij van het vervoer worden uitgesloten.
(6) In geval van vervuiling van voertuigen of bedrijfsmiddelen worden door de exploitant vastgestelde schoonmaakkosten in rekening gebracht; verdere aanspraken blijven onaangetast.
(7) Klachten dienen - behalve in de gevallen van § 6 lid 7 en § 7 lid 3 - niet aan de bestuurder, maar aan het toezichthoudend personeel te worden gericht. Indien de klachten niet door het toezichthoudend personeel in behandeling kunnen worden genomen, moeten ze worden gericht aan de administratie van de exploitant, met vermelding van datum, tijdstip, aanduiding van het vervoer en de lijn en, indien mogelijk, met bijvoeging van het vervoerbewijs.
(8) Degene die de noodrem of andere veiligheidsvoorzieningen onrechtmatig activeert, moet een boete van 15 euro betalen, onverminderd strafvervolging of boetevervolging en verdere civielrechtelijke vorderingen. Hetzelfde geldt als het verbod onder paragraaf 2 nr. 3 of nr. 7 wordt overtreden.

§ 5 Toewijzing van rijtuigen en zitplaatsen

(1) Het rijdend personeel mag reizigers in bepaalde rijtuigen indelen indien dit om operationele redenen of om aan de vervoersplicht te voldoen noodzakelijk is.
(2) Het rijdend personeel is bevoegd reizigers zitplaatsen toe te wijzen; er bestaat geen recht op een zitplaats. Er moeten zitplaatsen beschikbaar zijn voor ernstig gehandicapten, personen met beperkte mobiliteit, ouderen of gehandicapten, zwangere vrouwen en passagiers met kleine kinderen.

§ 6 Vervoerskosten, tickets

(1) Voor het vervoer moeten de vaste vervoerskosten worden betaald.
(2) Indien de passagier bij het instappen in het voertuig niet in het bezit is van een geldig vervoerbewijs voor deze reis, moet hij/zij onmiddellijk en ongevraagd het vereiste vervoerbewijs kopen.
(3) Indien de passagier bij het instappen in het voertuig een vervoerbewijs krijgt dat moet worden gevalideerd, moet hij/zij dit onmiddellijk en ongevraagd ter validering aan het bedienend personeel overhandigen; in voertuigen met validators moet de passagier het vervoerbewijs onmiddellijk valideren overeenkomstig de route en zich ervan vergewissen dat het is gevalideerd.
(4) De reiziger moet het vervoerbewijs tot het einde van de reis bewaren en op verzoek aan het rijdend personeel tonen of ter controle overhandigen.
(5) Indien de reiziger, ondanks een daartoe strekkend verzoek, een verplichting als bedoeld in de leden 2 tot en met 4 niet nakomt, kan hij van het vervoer worden uitgesloten; de verplichting tot betaling van een verhoogde vervoerprijs als bedoeld in § 9 blijft onverminderd van kracht.
(6) Wagens of delen van wagens zonder conducteur mogen alleen worden gebruikt door reizigers met een voor dit doel geldig vervoerbewijs.
(7) Klachten over het vervoerbewijs moeten onmiddellijk worden ingediend. Latere klachten worden niet in behandeling genomen.

§ 7 Wijze van betaling

(1) De ritprijs moet worden geteld en gereed worden gehouden. De bestuurder is niet verplicht meer dan 50 euro te wisselen of munten van meer dan 10 cent of sterk beschadigde biljetten en munten te accepteren.
(2) Indien de bestuurder niet in staat is om geld van meer dan 50 euro te wisselen, moet aan de passagier een ontvangstbewijs voor het ingehouden bedrag worden afgegeven. Het is de verantwoordelijkheid van de passagier om het wisselgeld op te halen bij het administratiekantoor van de exploitant en het ontvangstbewijs te tonen. Als de passagier niet akkoord gaat met deze regeling, moet hij/zij de reis annuleren.
(3) Klachten over het wisselgeld of het door de chauffeur afgegeven ontvangstbewijs moeten onmiddellijk worden ingediend.

§ 8 Ongeldige vervoerbewijzen

(1) Vervoerbewijzen die worden gebruikt in strijd met de bepalingen van de vervoersvoorwaarden of het tarief zijn ongeldig en worden in beslag genomen; dit geldt ook voor vervoerbewijzen die
1. niet correct zijn ingevuld en niet onmiddellijk worden ingevuld ondanks een verzoek hiertoe,
2. niet zijn voorzien van een token,
3. gescheurd, gesneden of beschadigd zijn. gescheurd, geknipt of anderszins ernstig beschadigd, ernstig bevuild of onleesbaar zijn, zodat ze niet meer kunnen worden gecontroleerd,
4. zonder toestemming zijn gewijzigd,
5. door onbevoegden worden gebruikt,
6. voor andere dan de toegestane reizen worden gebruikt,
7. door het verstrijken van de tijd of om andere redenen verlopen zijn,
8. zonder de vereiste foto worden gebruikt.
Het tarief wordt niet terugbetaald.
(2) Een vervoerbewijs dat alleen recht geeft op reizen in combinatie met een aanvraag of een passagierskaart voorzien in het vervoerstarief, wordt als ongeldig beschouwd en kan in beslag worden genomen indien de aanvraag of de passagierskaart niet op verzoek wordt getoond.


§ 9 Verhoogde vervoerprijs

(1) Een reiziger is verplicht een verhoogd tarief te betalen indien hij
1. geen geldig vervoerbewijs heeft verkregen,
2. een geldig vervoerbewijs heeft verkregen maar dit bij een controle niet kan tonen,
3. het vervoerbewijs niet heeft gevalideerd of niet onmiddellijk heeft laten valideren in de zin van § 6 (3) of
4. nalaat het vervoerbewijs op verzoek ter controle aan te bieden of te overhandigen.
Vervolging in een strafrechtelijke of boeteprocedure blijft onverlet. De bepalingen onder de nummers 1 en 3 zijn niet van toepassing indien het vervoerbewijs niet werd verkregen of werd geannuleerd om redenen waarvoor de reiziger niet verantwoordelijk is.
(2) In de in lid 1 bedoelde gevallen mag de exploitant een verhoogd tarief aanrekenen van maximaal 60 euro. Hij mag echter het dubbele tarief aanrekenen voor een enkele reis op het door de reiziger afgelegde traject, indien dit resulteert in een hoger bedrag dan in zin 1; in dit geval kan het verhoogde tarief worden berekend op basis van het beginpunt van het traject indien de reiziger het afgelegde traject niet kan bewijzen.
(3) In het geval van lid 1 nr. 2 wordt het verhoogde tarief teruggebracht tot 7 euro indien de reiziger binnen een week na de dag van de vaststelling aan de administratie van de vervoerder bewijst dat hij op het ogenblik van de vaststelling houder was van een geldig persoonlijk abonnement.
(4) Het gebruik van ongeldige abonnementen heeft geen invloed op verdere aanspraken van de vervoerder.


§ 10 Terugbetaling van vervoerskosten

(1) Indien een vervoerbewijs niet wordt gebruikt voor de reis, wordt de vervoersprijs op verzoek terugbetaald op vertoon van het vervoerbewijs. De bewijslast voor het niet gebruiken van het vervoerbewijs ligt bij de passagier.
(2) Indien een vervoerbewijs slechts voor een gedeelte van de reis wordt gebruikt, wordt op verzoek op vertoon van het vervoerbewijs het verschil tussen het betaalde tarief en het voor de afgelegde afstand vereiste tarief terugbetaald. De bewijslast voor het slechts gedeeltelijke gebruik van het ticket ligt bij de passagier.
(3) Indien een abonnement niet of slechts gedeeltelijk wordt gebruikt, wordt het tarief voor het abonnement, rekening houdend met het tarief voor de afzonderlijke gemaakte reizen, terugbetaald op verzoek op vertoon van het vervoerbewijs. De datum waarop het abonnement wordt ingeleverd of gedeponeerd of de datum van de poststempel wanneer het abonnement per post wordt verzonden, is bepalend voor het vaststellen van de datum tot wanneer de afzonderlijke ritten - twee ritten per dag - worden geacht te zijn gemaakt. Een eerdere datum kan alleen in aanmerking worden genomen als een verklaring van een arts, ziekenhuis of ziektekostenverzekeraar wordt overgelegd waarin de ziekte, het ongeval of het overlijden van de passagier wordt bevestigd. Een verlaging van het tarief voor enkele reizen wordt alleen in aanmerking genomen als aan de noodzakelijke voorwaarden is voldaan, zo niet wordt het tarief voor een enkele reis in aanmerking genomen.
(4) Aanvragen overeenkomstig de leden 1 tot en met 3 moeten onverwijld bij de administratie van de vervoerder worden ingediend, uiterlijk binnen een week na het verstrijken van de geldigheidsduur van het vervoerbewijs.
(5) Op het terug te betalen bedrag worden 2 euro administratiekosten en eventuele overschrijvingskosten in mindering gebracht. De administratiekosten en eventuele overschrijvingskosten worden niet afgetrokken als de restitutie wordt aangevraagd vanwege omstandigheden waarvoor de ondernemer verantwoordelijk is.
(6) In geval van uitsluiting van het vervoer bestaat er geen recht op restitutie van de betaalde vergoeding, met uitzondering van § 3 lid 1 zin 2 nr. 2. (7) In geval van uitsluiting van het vervoer bestaat er geen recht op restitutie van de betaalde vergoeding.

§ 11 Vervoer van goederen

(1) Er bestaat geen recht op vervoer van voorwerpen. Handbagage en andere voorwerpen worden alleen vervoerd als de passagier tegelijkertijd reist en alleen als dit de veiligheid en de orde van de operatie niet in gevaar brengt en andere passagiers niet kunnen worden gehinderd.
(2) Gevaarlijke stoffen en gevaarlijke voorwerpen zijn uitgesloten van vervoer, in het bijzonder
1. ontplofbare, licht ontvlambare, radioactieve, stinkende of bijtende stoffen,
2. onverpakte of onbeschermde voorwerpen die passagiers kunnen verwonden,
3. voorwerpen die uitsteken buiten de omtrek van het vervoer.
(3) De verplichting om kleine kinderen in kinderwagens te vervoeren is onderworpen aan de bepalingen van § 2, zin 1. Waar mogelijk moet het treinpersoneel ervoor zorgen dat passagiers met kinderen in kinderwagens niet worden teruggestuurd. De beslissing om een kind al dan niet te vervoeren is de verantwoordelijkheid van het personeel.
(4) Passagiers dienen de voorwerpen die zij vervoeren zodanig op te bergen en onder toezicht te houden dat de veiligheid en orde van de dienst niet in gevaar komen en andere passagiers niet worden gehinderd.
(5) Het rijdend personeel beslist van geval tot geval of en waar voorwerpen voor vervoer worden geaccepteerd.


§ 12 Vervoer van dieren

(1) Artikel 11, leden 1, 4 en 5, is van toepassing op het vervoer van dieren.
(2) Honden mogen alleen onder toezicht van een geschikte persoon worden vervoerd. Honden die medereizigers in gevaar kunnen brengen, moeten een muilkorf dragen.
(3) Blindengeleidehonden die een blinde persoon begeleiden, mogen altijd vervoerd worden.
(4) Andere dieren mogen alleen in geschikte containers worden vervoerd.
(5) Dieren mogen niet op zitplaatsen worden ondergebracht.


§ 13 Gevonden voorwerpen

Gevonden voorwerpen moeten onmiddellijk worden ingeleverd bij het bedieningspersoneel in overeenstemming met § 978 BGB. Gevonden voorwerpen worden tegen betaling van een opslagvergoeding door het bureau voor gevonden voorwerpen van de maatschappij aan de verliezer teruggegeven. Onmiddellijke teruggave aan de verliezer door het bedrijfspersoneel is toegestaan als de verliezer kan bewijzen dat hij/zij de verliezer is. De verliezer moet de ontvangst van het voorwerp schriftelijk bevestigen.


§ 14 Aansprakelijkheid

De exploitant is aansprakelijk voor het overlijden of letsel van een passagier en voor schade aan eigendommen die de passagier draagt of bij zich heeft volgens de algemeen geldende bepalingen. Voor materiële schade is de vervoerder jegens elke vervoerde persoon slechts aansprakelijk tot een bedrag van maximaal 1 000 euro; de beperking van de aansprakelijkheid geldt niet indien de materiële schade te wijten is aan opzet of grove nalatigheid.


§ 16 Uitsluiting van schadeclaims

Afwijkingen van de dienstregeling als gevolg van verkeersbelemmeringen, bedrijfsstoringen of onderbrekingen alsmede plaatsgebrek rechtvaardigen geen aanspraken op schadevergoeding; in dit opzicht wordt geen garantie gegeven voor het nakomen van aansluitingen.


§ 17 Bevoegde rechtbank

De bevoegde rechtbank voor alle geschillen die voortvloeien uit de vervoersovereenkomst is de maatschappelijke zetel van de maatschappij.